Skip to main content

De “Runen” en de “Runenpleats”

Het inkomen uit het vermogen van de Stichting “Gebroeders de Jong’s Leen” is bestemd om daaruit afstammelingen van Herre Rinia en Reinskje van der Sluis te laten studeren.

Indien u bent geïnteresseerd in het ontstaan van de Stichting kunnen wij onderstaande geschiedenis van harte aanbevelen.

Herre Rinia en Reinskje van der Sluis

Herre Rinia werd op 19 maart 1754 geboren in Cornwerd, Reinskje van der Sluis in 1763 te Hellevoetsluis, Zij trouwden op 3 mei 1789 en kregen vier kinderen: Tjeerd (geboren 13 februari 1790), Jeltje (geboren 12 okto­ ber 1794), Joukje (geboren 5 april 1797) en Sijbrichje (geboren 28 mei 1802).

Om bij de stichter van het “Gebroeders de Jong’s Leen” uit te komen, volgen we Joukje Herres Rinia. Zij trouwde op 17 maart 1822 met Sijtze de Jong, die 27 mei 1795 in Woudsend was geboren. Hij was een zoon van Sijtze Sijtzes de Jong, gedoopt in Woudsend op 27 januari 1771, en Janke Jelles Zoethout, gedoopt in Woudsend op 19 november 1769, die op 2 november 1794 in hun geboorte­ plaats waren getrouwd. Op 4 augustus 1800 vertrokken zij met attestatie van de Nederlandse Hervormde Gemeente Woudsend naar Joure, waar ze woonden aan de Midstraat, in het pand destijds genummerd 320. Sijtze Sijtzes sr. was van beroep boterkoop­man, vrederechter in het kanton Akkrum en lid van de grietenijraad Has­kerland. Hij overleed 2 februari 1839. Zijn vrouw stierf 12 mei 1843, beiden in Joure.

Na hun huwelijk woonden ook Sijtze Sijtzes jr. en Joukje Herres Rinia aan de Mid­straat in Joure en wel in het pand dat destijds het nummer 80 droeg. In de bevol­kingsregisters van de gemeente Haskerland staat ook Sijtze Sijtzes jr. aanvan­kelijk ingeschreven als boterkoopman. Pas na 1860 vinden we als beroep en woonplaats aangegeven “veehouder te Westermeer”.

Een in alle opzichten zonnig leven hebben Sijtze de Jong jr. en Joukje Herres Rinia niet gehad. Ze kregen weliswaar 9 kinderen, maar 5 daarvan overleden op jeugdige of zeer jeugdige ieeftijd. Dat waren achtereenvolgens Reinskje (geboren 19 juli 1827 en overleden 22 april 1828), Herre (geboren 19 februari 1829 en over­ leden 15 december 1843) en Jan (geboren 16 maart 1831 en overleden 17 maart 1852). De laatste stond ingeschreven als schrijnwerkersknecht, maar is op zee omgekomen. Daarna verloor de familie de Jong nog tweemaal een Reinskje. De eerste, geboren op 1 februari 1833, overleed ruim anderhalf jaar later op 4 sep­tember 1834. De tweede, geboren 19 november 1834, werd bijna 25 jaar oud en overleed op 4 juni 1859.

Merkwaardig is voorts dat er van de andere vier kinderen maar een trouwde. Dat was de oudste zoon, Sijtze Sijtzes, die 20 juli 1823 werd geboren. Hij trouwde in mei 1855 met de uit Jellum afkomstige Hiltje Hommes Kalma. In de bevolkingsre­ gisters van de gemeente Haskerland vonden we aangetekend dat deze Sijtze Sijtzes werkzaam was in het boerenbedrijf en op 6 mei 1855 vertrok van Joure naar Mantgum.

Ruim twee maanden later, op 29 juli 1855, overleed Joukje Herres de Jong-Rinia. Van de vier kinderen die op dat moment nog in leven waren, overleed — zoals eerder reeds vermeld — Reinskje op 4 juni 1859. Spoedig daarna moet Sijtze de Jong met z’n drie ongetrouwde kinderen zijn verhuisd van Joure naar een boer­derij in het verlengde van de Oosterstraat en aan de Overspitting te Westermeer, toen nog een zelfstandig dorp. Na 1860 staat hij in de bevolkingsregisters van Haskerland althans ingeschreven als veehouder te Westermeer. Hij overleed daar op 30 september 1871, waarna z’n drie kinderen de boerderij bleven bewo­ nen en beheren. Dat waren — in volgorde van leeftijd — IJke, geboren 11 sep­ tember 1825, Reinder, geboren 30 januari 1837 en Tjeerd, geboren 10 november 1839.

Germaanse levenswijze

En daarmee zijn we dan terecht gekomen bij “de runen” en de “runenpleats”. Want onder die naam zijn IJke, Reinder en Tjeerd en de door hen bewoonde boerderij bekend geworden en gebleven, tot vandaag de dag toe. Het is moeilijk met zekerheid te zeggen waar die naam vandaan is gekomen. We hoorden daar twee lezingen over. De eerste lezing wil dat de naam is afgeleid van de Rinia’s en dus een soort verbastering is. Waarschijnlijker is echter dat de naam “de runen” iets te maken heeft gehad met de in sommige opzichten nogal Germaanse levenswijze van de beide broers Reinder en Tjeerd, hoewel het verband met de ru­nen als oud-Germaanse lettertekens in het duister verborgen blijft. Niet verbor­gen is gebleven, dat Reinder en Tjeerd er een gewoonte van hadden gemaakt om iedere ochtend in adamskostuum een duik te nemen in de Overspitting, de vaart die voor hun boerderij langs liep. Van die gewoonte werd ook in de wintermaanden niet afgeweken. Als het nodig was werd een bijt in het ijs gehakt en daar lie­ten de beide broers zich dan in zakken. Om het allemaal wat gemakkelijker te ma­ken was aan de voorkant van de boerderij, waar de broers sliepen, een soort uit­ bouw gemaakt zodat ze vanuit het slaapkamerraam maar een paar stappen be­hoefden te doen om de Overspitting te bereiken.

Een andere “Germaanse” gewoonte was om ‘s winters een geslacht schaap in een boom naast de boerderij te hangen, waar dan naar behoefte met een enorm mes een stuk uit werd gesneden. Had men meer trek in en kippeboutje, dan werd eenvoudig een van de kippen op het erf met een revolver onder schot genomen. In het begin van de herfst werd de voorraad kippen steevast op peil gebracht door kapper Dooitzen Wiebes de Boer, die zelf kippen hield, voor het zachte prijsje van 35 cent per stuk.

Met de revolver, en soms ook met een geweer, werd ook regelmatig jacht ge­maakt op spreeuwen en andere door hen als schadelijk beschouwde vogels. De passie voor vuurwapens blijkt ook uit het eerste testament, later herroepen), dat Tjeerd op 15 september 1900 ten overstaan van notaris mr. K. Velding in Joure en met als getuigen de Jouster barbiers Dooitzen Wiebes de Boer en Gerrit de Vries maakte. Hij wees bij die gelegenheid weliswaar z’n broer Reinder en z’n zuster IJke als erfgenamen aan, maar legateerde aan z’n neef Homme Sijtzes de Jong te Mantgum “de som van vijf gulden om daarvoor een revolver te kopen…..”.

Dooitzen Wiebes de Boer

Uit het feit dat hij in het testament van Tjeerd als getuige werd genoemd, blijkt wel dat Dooitzen Wiebes de Boer voor de familie de Jong meer betekende dan een man die uitstekend schaar en scheermes kon hanteren. Die goede verstandhou­ding vloeide ongetwijfeld mede voort uit het feit, dat Sijtze de Jong en Dooitzen de Boer bekende figuren waren bij verkopingen. In het verlengde van die goede verstandhouding ligt het ook, dat Tjeerd de Jong zich het liefst liet scheren door Wiebe Dooitzen de Boer, een zoon van Dooitzen Wiebe de Boer, die door zijn vader in het vak was opgeleid. Het scheren kostte in die tijd 5 cent, maar Tjeerd betaalde altijd het dubbele. Of dat nu was omdat hij erg tevreden was over de be­handeling of dat hij die extra 5 cent beschouwde als een soort schadeloosstel­ling omdat broer Reinder een baard droeg en dus niet zo vaak in de scheersalon kwam, is nooit helemaal duidelijk geworden. Waarschijnlijk was het echter overal bedoeld om uitdrukking te geven aan tevredenheid over de behandeling. Want nadat de jonge kapper eens de pech had gehad z’n klant een sneetje in de kin te bezorgen, kon hij naar de vorstelijke fooi fluiten!

Zuinigheid was trouwens toch wel een eigenschap van IJke, Reinder en Tjeerd de Jong. Zo hadden zij de woonkamer van de boerderij in drieen verdeeld omdat ieder van hen dan minder belasting zou behoeven te betalen.

Tenminste eenmaal per jaar kwam de getrouwde broer Sijtze Sijtzes vanuit Mant­gum in Joure op bezoek, Dat was dan op kermis-donderdag. Ook nadat Sijtze Sijtzes op 4 november 1907 was overleden, werd op “Jouster Merke-tongersdei” in 1908 in de boederij aan de Overspitting de tafel voor vier personen gedekt. Zo immers was het altijd geweest en zo moest het blijven…..

Het beheer van de boerderij

Over de kwaliteiten van de beide broers als boer liepen de meningen uiteen van tamelijk positief tot nogal negatief. Waarschijnlijk schuilt in beide meningen wel een kern van waarheid. Tjeerd en Reinder hadden zo hun eigen mening over allerlei zaken en weken daar niet gemakkelijk van af. Ze lieten zich zeker niet door een ander voorschrijven wat ze moesten doen of laten. Om een enkel voorbeeld te noemen, het was ook in Joure vroeger een ongeschreven wet dat men ‘s zon­dags niet tegen de stroom van het kerkvolk in moest lopen of rijden. Tjeerd en Reinder echter trokken zich daar niets van aan. Als het zo uitkwam daverden zij op zondagmorgen met hun met twee paarden bespannen wagen door de Mid­straat, kerkvolk of geen kerkvolk.

Om terug te komen op het beheer van de boerderij, in de tijd dat er gemaaid moest worden, waren de beide broers altijd danig op dreef. Dat bleek uit het feit dat ze vooral bij die gelegenheid graag Frans met elkaar spraken, aldus de lessen aan de “Franse school”, die destijds in Joure bestond, in de praktijk brengend. Ook hun arbeider, Meinte Bonthuis, had op die school een mondjevol Frans ge­ leerd.

Zo kon hij op zekere keer, toen beide broers hoog opgaven van de resultaten van hun werk, met de woorden “oui, c’est bon” een bescheiden bijdrage leveren aan de in het Frans gevoerde conversatie. Het leverde hem een kwartje extra op!

Bekend gebleven is echter ook een ander verhaal. Een goede boer zal altijd pro­beren het hooi droog binnen te krijgen. Zit er regen in de lucht, dan wordt met man en macht gewerkt om op tijd, voor de bui losbarst, klaar te zijn. Zo niet Rein­der en Tjeerd. Zij zongen op zo’n moment het hoogste lied, zonder zich om gras of hooi te bekommeren…..

Maar desondanks was de “runenpleats” wat meer dan een boerderij met wat land er om heen. Ook elders in en om Joure waren landerijen verworven. Straatnamen in Joure als Iepensteinlaan en Wetterkamp herinneren nog altijd aan enkele van die landerijen.

Hoe het afliep

Eind 1909 hielden IJke, Reinder en Tjeerd het in Westermeer eindelijk voor ge­zien. IJke was toen 84, Reinder 72 en Tjeerd 70 jaar oud. Op 26 november 1909 verhuurden IJke, Reinder en Tjeerd de boerderij en een perceel hooiland aan de Zijlroede onder Joure voor de periode 1910-1915 aan Pieter Gerbens Andringa uit Huizum. De huurprijs werd bepaald op f 2.200,—per jaar. Twee dagen later, op 24 november 1909 dus, vertrokken de beide broers met hun zuster naar Leeuwarden. Nog eenmaal werd de boerderij aan de Overspitting verhuurd. Dat geschiedde­ de op 28 februari 1915.

Voor een periode van twee jaar werd Sjouke Sjoerd Veenbaas uit Oldeboorn de nieuwe pachter tegen een pachtsom van 2.325,— per jaar. Kort na het totstand­ komen van deze pachtovereenkomst overleed, op 21 maart 1915, IJke Sijtzes de Jong, bijna 90 jaar oud.

In februari 1916 verkochten Reinder en Tjeerd tenslotte hun boerderij. De verko­ping werd als volgt aangekondigd: “De Notaris L. Oppedijk te Heerenveen zal ten verzoeke van zijn ambtgenoot L.K. van Griffen te Sint Anna Parochie op Maanda­gen 14 februari 1916 bij Feitsma te Joure provisioneel en den 28 februari d.a.v. bij D. van der Feer aldaar finaal, telkens des namiddags 2 uur, in het openbaar ver­koopen de hechte en in goede staat van onderhoud verkeerende boerenhuizing, waarin gelegenheid voor veestalling van 24 koeien, 6 hokkelingen en 3 paarden, met wagenhuis, erf en groote hieminge, benevens de daarachter gelegen drie stukken zeer vruchtbaar land, staande en gelegen aan de Overspitting te Wester­ meer bij Joure, samen ter grootte van pim. 8.75.80 HA (pim. 24 pondemaat) tot 5 maart resp. 12 mei 1917 in huur bij S. Veenbaas„behoudens samenvoeging te veilen in 4 percelen. Bij de provisionele verkoop was het hoogste bod op de boer­derij f 3.500,—en op de drie perceelen land kwam als hoogste bod resp.7.800,—,

5.700,— en 4.300,— op de plankjes. Veertien dagen later werd bij de finale verkoop de heer Oene Tiedes de Jong uit Joure voor de som van 21.500,— de nieuwe eigenaar van boerderij en landerijen.

Van de oorspronkelijke boerderij is weinig of niets meer over. Maandag 19 de­cember 1927 ging de oude “runenpleats”, die toen bewoond werd door een fami­lie Hilarides, door brand geheel verloren. Gelukkig kon het vee, in totaal 33 stuks, in veiligheid worden gebracht, maar van de boerderij bleef weinig meer over dan de geblakerde muren.

Tot slot

Reinder en Tjeerd de Jong hebben de ondergang van “hun” boerderij niet meer behoeven te beleven. Reinder overleed op 8 april 1919, ruim 82 jaar oud en Tjeerd stierf 12 december 1921 in het Bonifatius Hospitaal te Leeuwarden. Ook hij werd 82 jaar oud. De beide broers liggen, evenals hun zuster lJke, begraven op de Algemene Begraafplaats “Westermeer.” te Joure, op een steenworp af­stand van de boerderij waar ze bijna een halve eeuw hebben gewoond en gewerkt.

Joure, voorjaar 1981, P.R. van der Zee.